Huursubsidies in Vlaanderen zijn mogelijk
Met een beperkte aftopping van de het geld dat Vlaanderen aan eigenaars geeft, kan het eindelijk een huursubsidiestelsel invoeren.
Vlaanderen heeft vandaag maar 300 miljoen om een eigen woonbeleid te voeren; 600 miljoen als men het wat ruimer definieert. Na de staatshervorming zal het maar liefst om 1,6 miljard gaan, als de 'subsidie voor huiseigenaars' – het budget voor fiscale aftrekken – overgeheveld wordt van de federale staat naar de deelstaten.
Wordt het dan mogelijk om een huursubsidie in te voeren zoals de meeste West-Europese welvaartsstaten al lang hebben? Dat is een droom van velen die bezig zijn met het Vlaams woonbeleid: niet alleen de OCMW's en de sociale huisvestingsmaatschappijen, maar ook de verenigingen van verhuurders. Er bestaat ook een politiek draagvlak voor het idee. Het was de liberaal Marino Keulen die als minister van Huisvesting destijds de vraag naar huursubsidies lanceerde.
België en zijn drie gewesten hebben zeer sterke maatregelen ter ondersteuning van de woningeigendom (in Vlaanderen is bijna 80 procent eigenaar van zijn woning, zowat een wereldrecord) maar doen weinig voor de bouw van sociale huurwoningen, en huursubsidies kennen ze helemaal niet. Het grootste deel van het overheidsgeld gaat naar eigenaars (1,3 miljard).
Voor de kleinste inkomens is er maar 300 miljoen. Minder gegoeden die een sociale woning krijgen, zitten nog goed. Mensen die evenzeer recht hebben op een sociale huurwoning maar er geen vinden – en die groep is even groot – krijgen niets van de overheid en betalen veel voor een slechte woning. Na de staatshervorming kan misschien wat geld afgeroomd worden van de subsidies voor eigenaars en ingezet worden voor huursubsidies, is de gedachte.
Het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen rekende voor het eerst uit of zo'n formule haalbaar is. De Standaard keek het rapport in.
Neveneffecten
Er werd vertrokken van een formule die OCMW's nu al toepassen voor individuele gevallen: zorgen dat de huur niet uitstijgt boven de 30 procent van het gezinsinkomen. Dat toepassen in Vlaanderen zou amper 150 miljoen kosten. Dat geld zou naar drie procent van de gezinnen gaan waardoor hun inkomen met 10 procent zou verhogen. De armoede onder de huurders op de privémarkt zou zo met 20 procent dalen.
Het budget voor de woningeigenaars zou dan met negen procent dalen, maar de eigenaars zouden gemiddeld maar 0,3 procent van hun inkomen verliezen. Dat vinden de onderzoekers haalbaar, blijkt uit het slotrapport. In de marge vermeldt het rapport ook neveneffecten van subsidiëringen in het woonbeleid. Huursubsidies hebben vaak als neveneffect dat de huurprijzen stijgen. Daar varen verhuurders wel bij. Als het gehele beleid verstandig wordt aangepakt, kan men bekomen dat het aanbod van huurwoningen stijgt, en dan stijgen de prijzen minder.
Het ondersteunen van eigenaars blijkt ook vaak perverse effecten te hebben. Het leidt tot een stijging van woningprijzen. Niet wie de woning verwerft, maar wie aan de nieuwe eigenaars verkoopt, wordt er beter van.
Bron: De Standaard