Woonhuizen kostten in 2011 gemiddeld 214.000 euro tegenover 193.714 euro in 2010, een stijging met bijna elf procent. Appartementen werden zo'n acht procent duurder: gemiddeld moet 206.000 euro neergeteld worden.
Uit cijfers van de 'Notarisbarometer' van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (KFBN) blijkt dat er in 2011 bijna 3 procent meer vastgoedtransacties waren dan in 2010. Woonhuizen en appartementen zijn duurder geworden.
Woonhuizen kostten in 2011 gemiddeld 214.000 euro tegenover 193.714 euro in 2010, een stijging met bijna elf procent. Appartementen werden zo'n acht procent duurder: gemiddeld moet 206.000 euro neergeteld worden.
De cijfers per gewest verschillen, maar overal steeg de kost voor een huis. In Vlaanderen ging de gemiddelde prijs in 2011 naar 229.374 euro (plus 8,4 procent). Wallonië groeide met 12,6 procent naar 165.066 euro. En in Brussel wordt een gemiddeld huis verkocht voor 364.982 euro (plus 8,1 procent). De KFBN wijst er wel op dat, gezien de hoge inflatie van 3,5 procent in 2011, die prijsstijging wel wat gerelativeerd moet worden.
Appartementen bijna 8,5 procent duurder
Appartementen werden ook duurder, bijna 8,5 procent. Van 190.491 euro in 2010 naar 206.441 euro in 2011. Vooral Vlaanderen zorgt voor die groei met een stijging van dik 7 procent: van 194.196 euro naar 208.463 euro per appartement. De stijging is milder in Brussel met 2,8 procent en een gemiddelde prijs van 210.056 euro tegen 204.355 euro het jaar voordien. De gemiddelde prijs van een appartement ging ook in Wallonië de hoogte in: 5,3 procent, van 143.346 euro tot 150.993euro.
Ook de registratierechten volgen die stijgende trend.
Een op vijf heeft te weinig geld om te bouwen
Bouwen is dus erg duur geworden. De denkgroep Itinera berekende dat de productie van woningen dramatisch afnam, van 60.000 in 2005 naar 35.000 verleden jaar. Slechts een op de vijf huishoudens kan zich een nieuwbouwwoning van 220.000 euro, fiscaliteit inbegrepen, veroorloven.
Volgens een studie van sleutel-op-de-deurbouwer Blavier, die Trends kon inkijken, heeft 55 procent van de Vlaamse particuliere woningbouwers een maximaal budget van 200.000 euro (exclusief bouwgrond). In Wallonië is dat 64 procent. Een op de drie bouwlustigen heeft te weinig middelen om de woning van zijn keuze te bouwen.
Omvang woningen krimpt
Dat blijkt ook uit cijfers over de omvang van de woningen. De gemiddelde nieuwbouwwoning is tegenwoordig 107 vierkante meter groot. In 2000 was dat nog 140 vierkante meter. De gemiddelde bouwgrond in Vlaanderen daalde in 25 jaar van 12 naar 8 are
Johan Albrecht, professor economie aan de Universiteit Gent en lid van Itinera wijst erop dat de duurdere gronden, hogere bouwprijzen en de strakkere regelgeving (milieunormen, bijvoorbeeld) kwaliteitswoningen op een goede locatie steeds minder voor de middenklasse zijn weggelegd. "De kopers van nieuwbouw krijgen per euro minder kwaliteit dan voorheen", zegt hij. Slechts een op de vijf huiseigenaars kiest nog voor nieuwbouw. In 1973 was dat nog de helft. De rest zoekt bestaande woningen.
Betaalbaarheidsindex
Dat het steeds moeilijker wordt, blijkt ook uit de betaalbaarheidsindex die ING samenstelt op basis van de woningprijzen, de rente en de koopkracht. "De index staat op het laagste peil in decennia", stelt Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING.
De OESO en het IMF wijzen al langer op de overwaardering van Belgische vastgoed. Ook de Nationale Bank berekende onlangs dat de woningprijzen 18 procent overgewaardeerd zijn. En toch stegen ze in 2011 weer.
Demografische wanverhouding
De oorzaak van de prijsstijging is een wanverhouding met de demografische tendens, redeneert Albrecht. "Het aantal huishoudens groeit in ons land met 50.000 per jaar, terwijl de netto nieuwbouwproductie is gedaald tot ongeveer 35.000 stuks. Er is te weinig aanbod van nieuwe woningen, waardoor de algemene schaarste groter wordt."
Vanden Houte verklaart de prijsstijgingen op de woningmarkt - ondanks een stabiele rente en koopkracht - door het groter persoonlijk aandeel bij de bouw of de verwerving van een woning. In 2004 leende de gemiddelde hypotheeknemer 80 procent van de prijs voor zijn woning. Vandaag is dat 35 procent. "Het ziet ernaar uit dat vooral grootverdieners of mensen met vermogende ouders of grootouders zich een kwaliteitswoning kunnen veroorloven", zegt Vanden Houte.
Itinera berekende dat zonder een eigen inbreng van 50.000 euro amper 18 procent van de tweeverdieners met twee kinderen een modale nieuwbouwwoning kan financieren. Dit is minder dan 6 procent van het aantal huishoudens.
Bron: Knack.be